De stormramp van 1953
De rol van een melkfles daarin
Op 2 februari 1953 ben ik ’s avonds voor het Rode Kruis in Breda kleding gaan sorteren t.b.v. de slachtoffers van de watersnoodramp.
Tijdens mijn bezigheden aldaar werd via een geluidsinstallatie een verzoek gericht of er een vrijwilliger naar het noodgebied wilde vertrekken om een zender naar Zierikzee te brengen.
Ik heb me gemeld bij de omroeper en gezegd, dat ik in principe bereid was er heen te gaan. Uit de informatie welke hij mij verstrekte bleek, dat er in Zierikzee een niet gelicenseerde amateur al 24 uur lang noodberichten verstuurde met een door hem zelf gebouwde installatie, welke het elk moment zou kunnen begeven. Ik was voldoende gemotiveerd en bereid te vertrekken.
De zender kon opgehaald worden bij de K.M.A. te Breda en bleek een 19 set te zijn en bij een garagebedrijf konden 2 spiksplinter nieuwe accu’s worden verkregen.
Het transport naar Bergen op Zoom werd door een ander verzorgd, terwijl in de haven van Bergen op Zoom een platte schuit gereed lag welke ’s avonds om 23.00 uur zou uitvaren naar Zierikzee.
Wat mij die komende week nog te wachten stond lag in de schoot der verborgenheid besloten, maar een ding wist ik zeker ik was met mijn kantoorkloffie aan niet op zulk een avontuur gekleed.
Onderweg vernam ik van een mede passagier, de geweldige activiteiten welke een groep zendamateurs in Bergen op Zoom hadden ontwikkeld. Alle berichten welke zij ontvingen werden door gegeven aan de betreffende instanties en zo kon onze tocht gezien worden als een uitvloeisel van een van die activiteiten.
Omstreeks 22.30 uur kwamen we in de haven aan en na enig gezoek vonden wij de schuit bestemd voor Zierikzee. Met mijn loodzware bagage zocht ik een plekje aan boord en nestelde mij tussen een aantal andere Nederlanders, welke zich voor andere doeleinden als vrijwilliger hadden gemeld. Het was koud en winderig aan boord en van slaap kwam niet veel. Het gehakke plof van de motor zette zich in beweging en dit geluid zou ruim een uur of acht ons deel zijn. Bij het licht worden voeren wij de haven van Zierikzee binnen. Opvallend was de geweldige schade welke door het verwoestende water aan de kade was aangericht. Grote delen waren finaal weggeslagen.
De straat, althans wat er van over was, bleek op de kade uit te komen. Met mijn bagage ging ik richting opgegeven adres en dat was gelukkig gauw gevonden. Het bleek een radiozaak te zijn met een werkplaats achter de winkel. In de werkplaats ontmoette ik de eigenaar, een 27-jarige man, met een opgewekt gezicht. Ik vertelde hem wat ik kwam doen en bood hem mijn loodzware bagage aan.
Mijn hulp bleek niet meer nodig te zijn, want Oom Philips had zich over hem ontfermd en reserve spullen kon hij zat krijgen. De zender was volgens hem nog steeds in bedrijf en volgens eigen zeggen tot in Italië op de 80 meter goed te volgen. Ook met de amateurs in Bergen op Zoom had hij regelmatig contact. Onder de eigen gekozen call PA0ZRK was hij al ruim 48 uur actief.
Mijn radio kennis ging destijds niet verder dan de bekende Dr. Blan cursus van Amroh dat toeliet en veel over zenders stond daar niet in. Toen de 27-jarige mij dan zijn station beschreef, viel ik wel van de ene verbazing in de andere. Allereerst de ontvanger. Deze bleek een doodgewone handelsset te zijn, welke verstemd was om de 80 meter AM te kunnen ontvangen. Dat was voor mij nog te begrijpen. De zender was een ander verhaal. Hij had er nog nooit een gebouwd en met de middelen welke hij in zijn werkplaats voorhanden had, had hij na diep nadenken besloten tot het bouwen van die zender. Alleen het tankspoelgedeelte was volgens hem een probleem geweest. Aangezien hij niet over een microfoon beschikte, had hij een klein luidsprekertje die rol toebedeeld. Met een ls- uitgangstrafootje werd een 2 lamps lf-versterker aangestuurd, dat een redelijk geluid produceerde. Dit versterkertje zorgde voor voldoende modulatie signaal waarmee de zender werd aangestuurd. Aangezien hij alleen handelsapparaten repareerde, beschikte hij niet over materiaal waarmee spoelen en dergelijke van vervaardigd worden. De oplossing bleek de melkfles te zijn. Hij had deze voorzien van een aantal wikkelingen koperdraad van de secondaire kant van een oude voedingstrafo. Een tweede spoel er omheen verzorgde het antenne signaal. De hoeveelheid water in de fles verzorgde een goede koppeling tussen beide spoelen.
Ik heb niet alles goed kunnen bekijken, temeer niet daar een bericht over de 80 meter binnen kwam, dat er 1500 mensen dreigden te verdrinken in een polder ten westen van Zierikzee. Met spoed dienden in de driehoek Oosterland, Nieuwerkerk en Ouwerkerk mensen uit hun huizen of van hun daken te worden gehaald. Snel heb ik van PA0ZRK afscheid genomen, niet wetende, dat ik hem aan het eind van de week weer zou ontmoeten, toen Leo Pagano ons beiden een radio interview afnam.
Toen kwam ik ook tot het besef, dat deze amateur, die in de wettelijke en gelicenseerde betekenis van het woord niet tot onze categorie behoorde. ontzettend veel voor zijn stad betekend heeft. Toen alle officiële verbindingen waren uitgevallen wist hij met wat inventiviteit en doorzettingsvermogen onder moeilijke omstandigheden wel contacten met de buitenwereld te leggen. Aan den lijve heb ik dat mogen ervaren.
Met mijn bagage ben ik teruggegaan naar de haven en daar lag de Avonturier 3 een Scheveningse haringboot. De kapitein stond op de kade en kon mij wel gebruiken, had inmiddels ook via zijn kanalen over die 1500 mensen gehoord en we vertrokken meteen.
Hoewel de Avonturier 3 helemaal klaar was gemaakt voor de haringvangst van die week, besloot de schipper zijn eigenlijke werk maar even te vergeten en de koers te verleggen naar Zeeland waar meer voor hem te doen viel. Een tweetal collega’s waren met hun boten eveneens onderweg en volgden ons op geruime afstand. Na een kwartier varen kwamen wij bij een dijk aan, waarin een drietal grote gaten waren geslagen. Andere, kleinere boten zouden daardoor makkelijk naar binnen kunnen om de dorpen te bereiken welke gevaar liepen. De Avonturier 3 zou de coördinatie op zich nemen en voor afvoer van de slachtoffers werden de collega’s van de schipper bereid gevonden.
Via Radio Scheveningen werd de Marine verzocht een Neptune te sturen, welke het diepste gat van bovenaf het makkelijkst zou kunnen vaststellen. De linkervleugeltip zou het linker gat betekenen, de rechter tip het rechter en rechtdoor vliegen het middelste.
In de loop van de ochtend kwamen meerdere kleine boten ter plekke aan en tegen de avond beschikte we zeker over 15 boten van groot tot klein. Er waren zelfs een paar rondvaartboten bij, welke uit Amsterdam naar Zierikzee waren gekomen.
Per dorp werden een drietal kleine boten en een rondvaartboot toegewezen. De kleinere boten zouden de mensen ophalen en afvoeren naar het hoogst en droogst gelegen punt in het dorp. Vandaar zou de rondvaartboot voor verder transport naar de dijk zorg dragen en op de dijk zou een selectie plaatsvinden, waarvoor een paar kleine boten in reserve werden gehouden.
Jongens van het Corps Commando Troepen waren met roeiboten al geruime tijd actief in de polder en hadden al wat mensen uit hun benarde positie weten te bevrijden.
“Sergeant mogen wij even een cigaretje roken,” vroeg een soldaat?
“Nee jongen, er liggen mensen te sterven,” was zijn korte en alles zeggende antwoord. En zonder te morren gingen de jongens weer roeiend terug naar het hun toegewezen bedreigde gebied.
In de loop van de dag kwam de vluchtelingen stroom opgang. Het overladen naar de twee vissersboten gebeurde vlot, een enkel moeilijk geval werd naar de Avonturier 3 gebracht in afwachting van het Hospitaalkerkschip “HENRI DUNANT” wier komst ook was aangekondigd.
Op een zeker moment werd een 82-jarige vrouw bij ons aan boord gebracht. Haar lichaam was sterk onderkoeld. Zij had zich aan een lantaarnpaal vast geklampt en had zich zo weten te redden. Nu had ik het boek van Jan de Hertog “Schipper naast God” gelezen en daar kwam een verhaal van een onderkoeld meisje van 18 jaar in voor, maar een 82-jarige dat was andere koek.
De schipper deelde zijn bemanning in, de vrouw werd uitgekleed en de aanwezige margarine voorraad werd gebruikt om met het vet het lichaam op te wrijven en de bloedsomloop te stimuleren. Daarna werd de bemanning per twee man ingedeeld en aangewezen om met hun lichaamswarmte de vrouw in bed op temperatuur te brengen. De schipper heeft haar in ieder geval levend op de Henri Dunant af kunnen leveren. Wat een kerel en wat een bemanning.
Zelf ben ik een keer met zo’n rondvaartboot naar een van de dorpen getrokken. Het was in verband met de obstakels onder water wel voorzichtig varen geboden, maar ook deze mannen kenden hun vak. We bereikten al spoedig een van de dorpen, haalden ongeveer 50 mensen op welke snel een plaatsje aan boord opzochten en vertrokken weer meteen.
Aan boord was een portofoon in de vorm van een 38-set uit het leger beschikbaar voor contact met de buitenwereld. Er deed zich echter iets bijzonders voor, waar eigenlijk niemand op gerekend had. Een van de aanwezige dames bleek in verwachting te zijn en stond op het punt te bevallen. Deskundigen op dit gebied waren er niet aan boord. De portofoon moest dus uitkomst bieden.
Via via werd met behulp van de portofoon contact gemaakt met een huisarts, welke twee aanwezige dames van de nodige deskundige informatie voorzag. Het kind is voorspoedig ter wereld gekomen en de gehele bevalling duurde nog geen 10 minuten.
Terug op de Avonturier 3 kreeg ik te horen, dat men toch wel belangstelling had voor die zender van mij. Of ik naar Nieuwerkerk wilde gaan en me met de zender wilde installeren in de kerktoren.
Het Corps Commando Troepen, dat vanuit Roosendaal zijn mannen van voedsel en drinken voorzag was radiografisch vanuit Roosendaal niet overal bereikbaar. Een soort repeater maar dan bemand werd gezocht voor de zo noodzakelijke communicatie.
Met de 19-set en de twee accu’s kwam ik in Nieuwerkerk aan, waar een pastoor mij opving. Vierentwintig uur moest ik op de toren blijven en over eten, drinken en slapen werd niet gesproken. Wel zou een boot van de Rijkspolitie mij de volgende dag omstreeks 12.00 uur op komen halen. De pastoor bracht mij eerst bij een cigaretten leverancier en kreeg van hem drie pakjes Consi cigaretten, een bekend merk uit de oorlog, ze waren acht jaar oud.
De leverancier was drukdoende zijn voorraad van zolder naar de kelder te slepen. Zo had hij dozen met vooroorlogse stormaanstekers al naar beneden gebracht. Op mijn vraag waarom hij dat deed zei hij mij: “Boven zijn ze niks waard en in het water een daalder per stuk.” Na deze wat bedenkelijke wijze les ben ik de toren ingegaan. In de buurt van het orgel dacht ik wel een geschikt plaatsje gevonden te hebben en heb mij daar dan ook geïnstalleerd. Nu begon dan het eigenlijke werk waarvoor ik niet was opgeleid en ook niet was aangenomen, maar ik was wel gemotiveerd om er het beste van te maken.
Ik had wat licht en water uit de kraan was er ook en dat vond ik voor mijzelf voorlopig voldoende. Nu eerst de zender maar eens goed onder handen nemen, want anderen waren daarvan afhankelijk. Een lange draad antenne was snel te realiseren, ik heb hem over de balustrade van het hooggelegen kerkorgel naar beneden laten hangen en de aansluiting op de zender gemaakt. Maar toen kwam de voeding. De + en de – van de 12 volt waren niet te vinden, wel een tweetal flinke pluggen, welke zich links bovenaan en linksonder van de set bevonden. Kennelijk moest daar ook iets aangekoppeld worden, maar dat had ik niet bij me.
Ook gereedschap had ik niet bij me, dus kon ik niets beginnen. Later toen ik “Das Surplus Handbuch Band 1” van Bernd Jacobi in handen kreeg bleek mij pas waarom de 19-set in mijn situatie niet tot functioneren was te brengen.
De 19-set is als voertuig set ontworpen en kon in fone 20 km en met CW 40 km overbruggen. Het generator deel van de set zat in het voertuig en was met kabels verbonden met de rest.
Het stroomverbruik lag nogal hoog, circa 12 A bij 12 Volt. Een UKW-transceiver was ingebouwd voor contact met voertuigen van de eigen sectie en voor het contact met andere verbanden een zogenaamde “A”-set in de AM-mode en had een frequentie bereik van 2,5 tot 6 MHz. Deze set heeft het lange tijd onder de amateurs uitgehouden te meer, omdat er goede ombouw voorschriften voorhanden waren.
Ondertussen zat ik op mijn toren met een set die het niet deed en waar toch wel het een en ander van verwacht werd. Het beste leek mij de boel zo snel mogelijk af te breken en terug te keren naar de Avonturier 3 en mijn “MISSION IMPOSSIBEL” bekend te maken aan de autoriteiten of nog ruim 22 uur te wachten op de komst van de Rijkspolitieboot. Ik koos voor het eerste en met een van de laatste transporten ben ik teruggekeerd.
Op de Avonturier 3 vond men het jammer, dat het niet gelukt was en niemand die het mij eigenlijk kwalijk nam. De informatie werd doorgegeven en hoe daar verder op gereageerd werd is mij nooit ter ore gekomen.
Vrijdag’s zijn wij met de Avonturier 3 teruggekeerd naar Zierikzee en de activiteiten welke ik daar te aanschouwen kreeg waren overweldigend. De koningin was er, droppings met DC 3’s van boten, materiaal, geallieerden met hun amphibie voertuigen, kortom PA0ZRK had met zijn noodzender zijn geïsoleerde stad wel uit het isolement weten te halen.
Na een hartelijk afscheid genomen te hebben van de schipper en zijn bemanning heb ik mijn apparatuur op de kade over kunnen dragen aan iemand van Scheveningen Radio en ben nog even bij PA0ZRK op bezoek gegaan.
Hij was nog steeds in zijn werkplaats actief geweest en had inmiddels Leo Pagano, een bekend radioreporter te gast, die hem een interview wilde afnemen.
Ook ik stond op de nominatie, vertelde mijn ervaringen, waarna ik afscheid nam en terugkeerde naar mijn woonplaats in Breda. ’s Avond om 8 uur kwam ik thuis zette de radio aan. Na het nieuws volgde een toespraak van Prins Bernhard en toen volgde het interview uit Zierikzee.
Twaalfeneenhalf jaar later tijdens een schoolradio uitzending werden delen uit dat interview gebruikt om voor de toenmalige jeugd de stormramp te reconstrueren. De rol van de melkfles kwam echter niet aanbod.
Juul Kannemans (PE0JKA, SK)
(’t Geruis – mei/juni 1988)