Het ballon-experiment van PAoSEC/A – 1976

A. J. Klein (PAoAAK), Scherpenzeel

Het ballon-experiment in Amersfoort – Op 16 en 17 november 1976 experimenteerde de afdeling Amersfoort ter gelegenheid van de JOTA met een antenne die bevestigd was aan een weerballon. Op de foto het moment van oplaten van de ballon door PAoAAK onder toezicht van PAoSEC.

Op 16 en 17 november, verleden jaar, tijdens het padvindersweekeinde liepen in de afdeling Amersfoort drie rode draden parallel, te weten: het landelijk station PA6RSN, het radiostation van De Soekwa-groep (PAoSEC) en tenslotte: een ballon-experiment.

Over dat laatste punt geven we nu een beschouwing. Misschien dat er – met de fraaie zomermaanden, alsmede het VERON-Pinksterkamp in het vooruitzicht – lezers zijn, die óók eens een antenne aan een ballon willen oplaten …

Dat kan dan nu, wanneer u een beetje rekening houdt met onze ervaringen! Waarom we dat experiment hebben opgezet? Dat zit hem in het terrein van de Soekwa-groep, een bebost gebied gelegen tussen de Amersfoortse berg en de Utrechtse heuvelrug. Deze lokatie levert ons bij het twee meter werk elk jaar weer problemen op. Vandaar die voor de hand liggende gedachte om eens een antenne aan een ballon op te laten. We hadden hiervoor, samengevat, drie uitgangspunten: 1. het verbeteren van de zend- en ontvangstrapporten bij de padvindersdeelnemers; 2. belangstelling in de uiteindelijke resultaten; 3. verschillende mogelijkheden om het geheel tot uitvoering te brengen.

Dat we goede resultaten zouden boeken stond eigenlijk tevoren al vast. Daarom willen we over dit punt vrij kort zijn. We vergeleken de rapporten met een 9-elements kruisbeam die op 15 meter hoogte was opgesteld met die van de groundplane aan onze ballon die op 30 meter hoogte zweefde.

Rapporten met een verbetering van meer dan twee S-punten waren geen uitzondering, ondanks het feit dat er meer dan 60 meter coax tussen antenne en transceiver aanwezig was. Zelfs de grootste pessimisten onder ons konden spreken over een gelukt experiment en een fraai resultaat … Over de mogelijkheid van het oplaten van een ballon lieten wij ons tevoren zo goed en kwaad als dat ging informeren. Uiteindelijk was er op korte termijn slechts één mogelijkheid, namelijk een gasgevulde ballon. Het hiervoor meest geschikte gas is waterstof. Dat is het lichtste gas voor een dergelijk doel, prettig in prijs, maar minder prettig in gebruik, het explosiegevaar in aanmerking genomen.

Het beste alternatief is helium, iets zwaarder, maar een stuk duurder. Het kost ongeveer vier maal zoveel; het is u wellicht wel bekend van de kinderballonnetjes.

Het kopen van dit vrij dure, maar ongevaarlijke gas, werd ons mogelijk gemaakt door OM Jan Tuithof (NL-4405) en niet in het minst door de xYL van OM Jules Kannemans (PEoJKA), die het zelfs presteerde op het laatste moment nog een aanvullende sponsor te vinden …

Het enige probleem was toen nog de ballon zélf …

Er werd tot aankoop overgegaan van enige weerballonnen, zoals die gebruikt worden bij het KNMI en bij de luchtmacht. Deze rode ballonnen van latex met een werkdiameter van 2 meter, gevuld met helium, hebben een opwaartse kracht van 6,5 kg, volgens de firma die ze verkoopt.

Een probleem is echter dat de „tuit”, de opening waardoor je de ballon vult, niet meer trekkracht kan verdragen dan 500 gram. De oplossing voor dit probleem kwam ook van de verkoper. Deze adviseerde ons een omhulsel te maken van een visnet, vitrage of iets dergelijks om zo de opwaartse trekkracht op te vangen. Besloten werd een „muilkorf” te maken van verbandgaren, omdat dit snel en goed te maken was. De rest was gemakkelijk. Aan de bovenkant van de groundplane kwam een oogje, waaraan de onderkant van de samengebonden muilkorf werd vastgebonden. De ankerkabel en antennedraad naar boven werden samengevoegd tot een coax kabel. We rekenden uit, dat het totale gewicht dat de ballon moest vervoeren ca. 2400 gram zou zijn, namelijk 500 gram voor de ballon-zelf met de muilkorf, 400 gram voor de groundplane en 1500 gram voor ca. 30 meter coax. Als netto stijggewicht bleef dus over 6,5 – 2.4 = 4.1 kg. Dat leek ons vrij redelijk.

Om uw enthousiasme nu iets te temperen eerst het volgende.

Wanneer u toestemming gaat vragen voor zo’n experiment, denkt u hier dan niet te licht over!

Een officiële aanvraag aan de gemeente leek ons wel raadzaam, gezien de te verwachten belangstelling van het publiek bij de JOTA. Enige punten waarop zeker gelet moet worden zijn o.a.: de ballon moet met drie bevestigingspunten aan de grond zitten, politie, brandweer en gemeenteinstellingen moeten op de hoogte zijn gebracht; bij onverwachte ontsnapping van de ballon moet o.a. de Rijksluchtvaartdienst in kennis worden gesteld. Dit alles en nog een aantal andere punten stond in een brief, die wij van de gemeente ontvingen en waaraan voldaan moest worden om de gevraagde toestemming te verkrijgen.

Op zaterdag 16 november 1976 was het dan eindelijk zover. De ballon werd gevuld en kon na enige strubbelingen worden opgelaten. Ja, kon … want even boven de bomen werd de ballon een prooi van de wind en hij maakte de gekste capriolen. Na enige pogingen die ons nog haast een ballon kostten, werd hij verankerd op ongeveer drie meter hoogte om zo wat rustiger weer af te wachten …

Tegen drie uur in de middag toen de wind merkbaar was afgenomen en juist toen het moment ons gunstig leek, het experiment opnieuw ter hand te nemen maakte een luide knal een einde aan onze illusies … Als een vod lagen de restanten en de g.p. op de grond … Er werd naarstig naar de oorzaak gezocht en na discussie met enkele deskundigen werd die inderdaad gevonden.

Bij de tweede ballon, die we zondagmorgen op lieten en die hetzelfde euvel zou vertonen konden wij, na vrij nauwkeurige voorspelling van het tijdstip, ons buiten nestelen en ook dit exemplaar zien sneuvelen! Maar dan wel op 30 meter hoogte, want de weersomstandigheden waren ideaal die dag.

Wat was er aan de hand geweest?

Onze grootste fout is geweest dat we niet goed geluisterd hadden naar de ballonnen-firma. Onze mazen van de muilkorf waren te groot en als de binnenband van een fiets die door een gat in de buitenband komt kijken, zo verging het ook onze zeer dunne ballon, die onder de voortdurende opwaartse druk van het gas aan de bovenkant de gekste vormen ging aannemen…

Beter zou dus geweest zijn een bijna gesloten omhulsel te maken waartoe zich elk licht en sterk materiaal zou hebben geleend. Men moet daarbij dan ook nog in aanmerking nemen dat de trekkracht soms veel groter kan worden dan de netto- opwaartse kracht wanneer de ballon eenmaal ten prooi valt aan de wind.

Al met al was het een zeer geslaagd experiment, vooral omdat de tweede dag veel verbindingen met “stroke-ballon” gemaakt konden worden.

We zijn ons er in de afdeling Amersfoort van bewust dat we geen „first” gemaakt hebben. De lokatie (bebost terrein) had ook niet slechter gekund, want vliegers en ballonnen kun je nu eenmaal beter oplaten op de hei, aan het strand of op de Razende Bol … Maar de resultaten zijn van dien aard dat het experiment zeker nog eens zal worden herhaald.

De prijs van het gas in aanmerking genomen zijn er echter inmiddels alweer andere ideeën bij ons gerezen maar daarover misschien een volgende keer.

Tenslotte nog de mededeling dat de medewerkers aan dit project waren: Pim Seckel (PA0SEC), Juul Kannemans (PE0JKA) en xYL, Jan Tuithof (NL-4405) en Arnold Klein (PE0AAK).

Bron: Electron mei 1977 – blz. 238.