ATSAMF-terugkomdag

Dinsdag 16 april jl. was het zover. Rick (PA5NN) had de ATSAMF-bouwers uitgenodigd voor een terugkomdag (avond), om bij te praten over het project en de ervaringen met de zelfgebouwde QRP CW-transceiver. Deelnemers aan deze avond waren Rient (PA3GXP), Paul (PA5PB), Kees (PA0CWO), Koos (PA3BJV) en Dick (PA0MBR).

Rick had de aanwezigen vooraf via de mail al de volgende vragen gesteld:

  • Wat is de staat van jullie ATSAMF? Doet hij het al/nog?
  • Wat moet er nog zoals gebeuren, qua bouwen, onderdelen bestellen of testen/fout zoeken/modificeren?
  • Wat moet er nog gemeten worden? Bandmodules, vermogens, gevoeligheid?
  • Zijn we klaar met het project, of willen we nog wat bijbouwen, bv een PSU, ATU, SWR/PWR-meter en/of CW-decoder?
  • Gaan we gezamenlijk nog iets organiseren rond de ATSAMF, bv een contestje, velddag, promotiedag of een speciaal ATSAMF-award?

Nadat de gastheer iedereen voorzien had van koffie en koek, kwamen de diverse ATSAMF’s op tafel inclusief de bijbehorende bandmodules. Complete transceivers, vaak al voorzien van een modificatie en/of uitbreiding door de bouwers zelf. Maar hoe goed presteert de radio nou eigenlijk en is hij wel optimaal afgeregeld? Dat bleek wel een beetje de hoofdvraag.

De ATSAMF is ontworpen voor 80 t/m 15 meter en voor elke amateurband in dit gebied is een eigen bandmodule noodzakelijk. Zo’n bandmodule wordt d.m.v. een DB15-connector op het chassisdeel van de ATSAMF ‘geprikt’ en bestaat uit gescheiden circuits t.b.v. RX (band pass filter) en TX (low pass filter). Het juist afstellen van deze filters verbeterd de prestaties van de radio. Bijvoorbeeld een low pass filter wat te krap staat kan de grondfrequentie te veel dempen, met verlies van zendvermogen tot gevolg. Andersom, als het low pass filter te ruim staat kan dit resulteren in een onvoldoende onderdrukking van de harmonischen.

Een snelle scan van enkele bandmodules (mode TX-LPF) m.b.v. de spectrumanalyzer gaf inzicht in het presteren hiervan. Om alle bandmodules door te kunnen meten en te tweaken zal er in mei nog een bijeenkomst plaatsvinden hiervoor.

Na een leuke en leerzame avond gingen allen voldaan naar huis, met het verzoek om na te denken over the next steps.

Mesh netwerk 868 MHz

Een Mesh netwerk is wellicht bekend om de prestatie van een WiFi netwerk in huis te verbeteren. Een vergelijkbaar netwerk kwam ik op het spoor toen ik mij aan het verdiepen was in Mesh netwerken. Ik werd via de site https://meshtastic.org/docs/getting-started/ geïnspireerd om mijn eerste ervaringen met een eigen Mesh netwerk op te doen.

In Nederland zijn er steeds meer zendamateurs en niet zendamateurs die gebruik maken van de vrijgestelde ISM-frequentieband in Europa op 868 MHz voor LoRa (long range) apparatuur. Naast 868 MHz is er ook apparatuur beschikbaar voor 433 MHz. Daar heb ik zelf nog niet voor gekozen omdat ik eerst ervaring op 868 MHz wilde opdoen.  Binnen het licentievrije spectrum van 868 MHz zijn in Europa vijf segmenten gereserveerd die worden aangeduid als subbanden.  In onderstaande tabel zijn deze subbanden weergegeven waarbinnen de apparatuur mag uitzenden.


De eigenschappen van het LoRa protocol is dat het werkt in de ISM-band en dat het zendvermogen beperkt is. Dus ook het energie verbruik is beperkt wat het als communicatie medium uitermate geschikt maakt om bijvoorbeeld in noodgevallen via een accu langdurig in bedrijf te zijn. Wat verder erg interessant is dat het LoRa signaal tot 20 dB onder de ruisdrempel een signaal kan decoderen. Dus een laag energie verbruik en een succesvol ontvangst onder de ruisdrempel, helaas houdt dat wel in dat de datasnelheid van het protocol laag is (minder dan 0,5 kbps). Kortom niet geschikt voor spannende video of digitale spraak maar wel voor het versturen van tekstberichten.

Nu terug naar de Meshtastic website, daar staat een goede handleiding omschreven wat je kunt doen om een apparaat met een zgn. ESP32 chip te voorzien van software (firmware) zodat je de eerste voorzichtige stappen kunt maken met een eigen Mesh netwerk. De prijzen die je moet betalen voor de ESP32 apparatuur (hierna modules) zijn niet duur, de prijzen variëren van € 18 tot zo’n € 30,–. Je vindt op de website terug welke apparatuur geschikt is, ik heb besloten om een tweetal modules aan te schaffen (Heltec V3 en een LILLYGO TTGO LoRa). Ik had er twee aangeschaft omdat ik vermoede dat er nog weinig stations in bereik zouden zijn om te testen met mijn eigen Mes netwerk. Inmiddels weet ik beter en zie vaak de netwerken wt8b (op 855m), GF1 (PA1GF op 435 m) en soms RCB1 (PI4RCB op 6,1 km) op mijn ontvanger binnenkomen. Wat wel belangrijk is om een goede ontvangstantenne aan te schaffen, zelf heb ik een verticaal aangeschaft met een versterking van 5 dBi. Deze antenne staat bij mij op het bureau in een testopstelling en ben van plan om deze binnenkort in de mast te plaatsen. Verwacht niet te veel van de antennes die bij de ESP32 modules worden geleverd, deze zijn niet heel erg geweldig.

Het configureren van het netwerk kan de eerste keer het best via de website verzorgd worden. Daar zijn meerdere mogelijkheden om na het succesvol installeren de module te configureren.  Bij de configuratie bepaal je bijvoorbeeld de naam, kanalen, positie, de toepassing van de module (bij mij op Client = laagste vermogen), zendvermogen (tot max 27dBm), de regio (op EU_868 zetten). Onder netwerk kun je bepalen of WiFi enabled wordt. Doe je dat niet dan zal de module via Bluetooth te benaderen zijn.

Na de eerste configuratie en de keuze voor WiFi kan de module via het netwerk benaderd worden. Ik heb op mijn Android telefoon de app Meshtastic hiervoor geïnstalleerd.

Als de module is aangesloten dan kan het protocol MQTT aangezet worden. De module kan dan via een zgn. broker verbinding maken over het internet en dan komt bv. heel Nederland in beeld. Ik heb daar zelf ook mee getest via de PA8F MQTT broker. Fred is zeer actief en je kunt via Telegram lid worden van Meshtastic Netherlands (nu 101 leden) waar de inlog gegevens voor de broker beschikbaar zijn maar ook veel kennis en ervaring over het Mesh netwerk in Nederland wordt gedeeld. Zelf heb ik het MQTT uitgezet omdat ik vooral geïnteresseerd ben in het RF bereik. Daarbij wil ik ook dat het netwerk bij uitval van de netspanning via een accu (en wellicht een PV-paneel) in bedrijf blijft. Nu vind ik het vooral erg leuk om de pubers thuis te pesten met mijn eigen netwerkje voor berichtjes.

Dit artikel is slechts bedoeld als eerste aanzet om interesse te wekken met Mesh netwerken. Ik hoop dat anderen ook geïnteresseerd raken om te experimenteren. Het zou best aardig zijn om een A03 Channel te gebruiken voor lokale communicatie. Tevens is het een leuke bijkomstigheid dat niet gelicenseerden interesse krijgen om de zendamateur licentie te behalen of met bv. Zelfbouw te experimenteren.

Peter (PC3M)

Radiozendamateurs blijven innovatief

Als radio-amateurs zijn we slecht in het weggooien van dingen. Liever hergebruiken we wat mogelijk is. Of leggen we zaken in een bakje omdat we denken dat we het ooit nog te gaan hergebruiken. Herkenbaar? Zo ook één van onze Engelse radiocollega’s. Hij bedacht wat hij kon doen met de overblijfselen van zijn thuistesten.

Vanaf nu dus je thuistesten niet meer bij het vuil gooien, maar in de junkbox. Je weet maar nooit wanneer je die extra isolator nodig hebt…

Gert (PA2LO)

P.S.: een positieve of negatieve uitslag maakt voor de werking gelukkig niet uit!

Het ontvangen van de kerstboodschap van SAQ

Dit jaar moest het er maar eens van komen: zelf de kerstboodschap van het oudste werkende zendstation ter wereld ontvangen. De zender stamt uit 1924 en is nu (2021) dus 97 jaar oud. Het zendsignaal op 17,2kHz, wordt mechanisch opgewekt door een alternator gekoppeld aan een elektromotor. Het vermogen is 200kW, dat is nog is QRO!

Voor je dit bericht kan ontvangen moet je zelf wel wat doen, want niet alles is kant en klaar te koop. Al jaren kwam dit ter sprake wanneer we als groepje QRPers/bouwers, bij elkaar waren. Als ik er dan in december aan dacht, was de gebeurtenis al te dicht bij om er iets aan te doen. Nu -dit jaar- dacht ik er wel op tijd aan.

Eerst ben ik begonnen met artikeltjes en ervaringen lezen op het internet. Daaruit blijkt dat bijna iedereen voor ontvangst van deze zeer lage frequentie wel een up-convertor gebruikt. Voor de gebruikte antennes zijn de meningen verdeeld in twee kampen. Het ene kamp gebruikt een actieve antenne, zoals bijvoorbeeld het miniwhip ontwerp van PA0RDT, het andere kamp maakt een loopantenne, alleen maar zelfbouw.

Het artikeltje van PC2C sprak mij erg aan dus dit heb ik -min of meer- gevolgd.

Ik ging dus voor ‘het andere kamp’, gewoon omdat zo een raamantenne leuk is om te bouwen. Na de nodige spullen bij elkaar te hebben gezocht werd een raam van ongeveer 80 x 80cm in elkaar geschroefd. Niet al te precies, maar netjes genoeg. Omdat het hier gaat om veel windingen, heb ik een soort kam aan het eind van de houten uithouders gemaakt, met vier groeven. Het aantal wikkelingen op de loop-antennes van de verschillende bouwers loopt erg uiteen. Ik wilde er eigenlijk plusminus 250 wikkelingen opleggen, maar kwam niet verder dan 120, toen was al mijn montage draad op. De koppelspoel heeft 25 wikkelingen. Dit om de Q van de kring niet te veel te belasten in verband met de redelijk lage ingangsimpedantie van de NE602. Na het meten van de inductie van de spoel  (28,1mH),  kan je uitrekenen dat er een condensator van 3,1nF aan moet om de boel resonant te krijgen op 17,2kHz. Om toch een beetje te kunnen tunen wilde ik er ook een afstemcondensator in zetten, zo één uit een oude middengolf radio: 2 x 365pF. Voor de vaste condensatoren heb ik wat betere kwaliteit gebruikt: 2 x 1nF en 1 x 510pF parallel aan de afstemcondensator.

 

Dan komt het controleren en afstellen. Iemand op internet beschrijft hoe dat kan, ik kan echter niet meer achterhalen wie dat beschreven heeft maar…:

Met de toongenerator en frequentie teller aan de loop via een weerstandje van 100k Ohm met de scoop op de koppellus meten en kijken of er gepiekt kan worden. Eventueel C-tjes aanpassen. En? Ja! het piekt.

Volgende stap was de up-convertor. Ik had het ontwerp van Elektuur al eens gemaakt en na een grondige zoektocht in de shack ook weer terug gevonden. Het zat echter niet meer in een doosje, dus ik heb het alsnog ingebouwd. Bij de bouw kon ik het kristal niet precies op 10MHz krijgen. Er bleef zo’n 4,2kHz verschil. Als achterzet wilde ik eerst  de Juma TRX2a gebruiken, maar die heeft toch te veel fluitjes op deze frequenties. Dus overgeschakeld naar de Elecraft K2. Wanneer de hele opstelling dan staat en aangesloten is, kan je met dezelfde meetopstelling en de convertor op de koppellus alles precies afstellen. Dit is wel verstandig omdat er nogal wat ‘onbekende factoren’ in de opstelling zitten zoals:

  • Staat de antenne wel gericht?
  • Hoe hard zal het signaal zijn, kan ik hem vinden?
  • Wat is de verstemming van de omgeving?

Op vrijdag, kerstochtend, om 09:00 zou het dan gebeuren. Al ver voor die tijd was ik in de shack aanwezig en heb de boel aangezet. En wat gebeurt er ..helemaal niks.. oorverdovende stilte.. Met de voedingsstekker eerst de convertor aan en uit, geen ruis vermeerdering.  Daarna het kastje van de convertor open en na druk op het printje te hebben gegeven, begon de herrie. Eindelijk! het bleek dat het IC-tje niet goed contact maakte. Maar er was wel een boel herrie op de frequentie, allemaal geratel en gekras. Jammer genoeg precies op 10.021.4MHz waar SAQ zou uitkomen. Na het uiteindelijk uitschakelen van de eigen voeding van de K2 was het weg. Gelukkig heeft die K2 een interne accu.

Om 08:25 de computer bijgezet op het Youtube kanaal van de Alexander stichting. Men ging gelijk over tot het opstarten van de zender. Heel indrukwekkend om al die 97 jaar oude spullen nog gewoon vlekkeloos aan het werk te zien. Nadat men de antenne had aangeschakeld werd begonnen met V V V -tjes te seinen.
Nu was het tijd om de boel hier op te zoeken en in te stellen. Met wat fijn afstemmen werd het signaal gehoord, S2, maar goed waarneembaar. Na de antenne nog wat beter te hebben uitgericht en bijgesteld was ik klaar voor de boodschap van 09:00. Netjes met de hand geseind in een angstig strak ritme.

Met de telefoon heb ik alles opgenomen op video en ben  na de uitzending heerlijk achterover gaan zitten met een grote grijns op mijn gezicht, missie geslaagd!!

Heerlijk toch, dat zelfbouwen.

AR AR Sk de Rick PA5NN

Es’hail-2 helix-antenne test

QO-100 satelliet

Hierbij het verslag van de eerste stappen richting QRV kunnen zijn via de Es’hail-2 satelliet (QO-100), d.w.z. het testen van een helix-antenne voor de uplink op 2400 MHz (13cm). Op zich niet echt heel spannend want er zijn velen die op 13cm en veel hoger reeds lang hun strepen hebben verdient en ervaringen hebben gepubliceerd.

Maar voor mij lag dat anders. Mijn interesse in de hogere banden is altijd aanwezig geweest maar beperkt door mijn woonomgeving. Omgeven door 20 meter hoge bomen, wat op 23cm al voor flink wat demping zorgt en een flatgebouw dat, uiteraard, precies in de meest gunstige richting is gebouwd. Op 13cm het einde van de straat halen zou al een beste prestatie zijn. Om daar nu energie in te gaan steken…

Echter, mijn aandacht werd een tijd geleden getrokken door een artikel in Elektron van Remco den Besten (PA3FYM) over het werken via de QO-100 satelliet.

Het uiteindelijke besluit iets met QO-100 te gaan doen kwam doordat onze Engelse buren in Frankrijk hun huis verkochten, met achterlating van de complete inboedel incl. een satellietschotel van 127cm doorsnede en Engelandwaarts vertrokken. In Zuid-Europa is zo’n grote schotel nodig om een fractie van het signaal van Engelse regionale TV-kanalen te kunnen ontvangen. De nieuwe Franse buren hadden echter totaal geen interesse in de Engelse TV-uitzendingen, dus stond daar een joekel van een schotel te verpieteren. Het idee om daarmee iets mee te gaan doen was snel geboren. En de nieuwe buren waren dolblij dat zij dat ding niet hoefden te verslepen.

De eerste stap richting QO-100 was gezet maar hoe nu verder? Hoe kan ik op 13cm uitkomen en enig vermogen produceren om een redelijk signaal bij de op ruim 35.000 km hoogte hangende Es’hail-2 satelliet te krijgen? Rekening houdende met de nodige verliezen in kabel, connectoren etc. Want hoe gevoelig is QO-100?

Om zeker te zijn dat het in ieder geval aan de kant van de antenne goed zou zitten, ben ik begonnen met het verzamelen van informatie op diverse fora. Daar kwam ik, naast de door Remco beschreven POTY (Patch Of The Year) antenne, ook een helix-antenne voor de uplink richting QO-100 tegen. Deze gaf volgens de auteurs zelfs een verbetering van 7db t.o.v. van de POTY en was toch relatief eenvoudig te bouwen.

Maar eens wat huisvlijt gaan ontplooien. In de junk-box een stevig stuk koperdraad (4mm), een stuk plexiglas en een plaatje aluminium gevonden welke als reflector zou moeten dienen. Gelukkig las ik tijdig een opmerking van Remco dat de helix die voor een schotel wordt gebruikt linksom (LHCP) draaiend moest zijn, in tegenstelling tot een helix-antenne die rechtstreeks richting QO-100 wijst. Het signaal wordt in de schotel “gespiegeld” en gaat vervolgens rechtsom draaiend (RHCP) richting de satelliet.

De eerste meting aan de zelfgebouwde helix-antenne, met de NanoVNA van Frans (PC2F) welke tot 3GHz gaat, verraste me positief. In plaats van een 1:droevenis SWR, bleek deze een mooie 1:1.8 te zijn. Maar dat moest natuurlijk wel beter kunnen. Echter, de beste SWR-waarde die ik kon bereiken zat helaas wat te hoog in frequentie. Ook met wat verbuigen van de spoed van de helix was deze helaas niet echt lekker op frequentie te krijgen.

Waar het in de antennetechniek op de lagere banden niet op een paar cm meer of minder komt, weegt dat op 13cm daarentegen zwaar. Tienden van millimeters maken hier het verschil. De inwendige diameter van de helix bleek 1,5 mm te klein dus moest alles opnieuw en veel nauwkeuriger worden gewerkt.

NanoVNA-meting helix-antenne

Dit had resultaat. De eerste meting gaf op 2450 MHz een SWR van 1:1.2 en door de eerste winding van de helix iets richting reflector te verbuigen zakte de frequentie met de beste SWR naar 2400 MHz. Eindresultaat op 2400 MHz een SWR 1:1.17. Bandbreedte in het SWR-bereik 1:1.5 is 2350- 2475 MHz. Beter werd het niet maar m.i. heel goed werkbaar. Ook was richtingseffect goed waarneembaar in het verlopen van de SWR door met mijn hand vóór de helix en er naast te houden. De hand naast de helix had duidelijk minder effect op de SWR.

Tijd om de helix daadwerkelijk te gaan beproeven. Maar hoe nu naar de QO-100? Luc (PE1LGX) bracht uitkomst. Hij heeft ’n DX-Patrol Groundstation, is al enige tijd QRV via QO-100 en bood aan om vanuit zijn tuin de helix-antennetest te doen. Afgelopen woensdag 11 augustus was het dan zo ver. De weergoden waren ons goed gezind, de regenwolken waren weggetrokken en een stralend zonnetje beloofde er een mooie technische middag van te maken.

Zend- en ontvangstantenne QO-100

De helix werd aan een 70cm tv-schoteltje geknoopt, aangesloten aan Luc’s DX-Patrol en zo goed mogelijk in de richting van de satelliet gericht. De LNB van Luc’s schotel fungeerde voor de ontvangst op 3cm.

De eerste test, de SWR, was goed. De DX-Patrol gaf keurig een SWR van 1:1 aan dus geen terugregeling van de eindtrap en groen licht voor iets meer gas.

SDR-ontvangst QO-100 helix-test

Zonder problemen kwam het signaal S9+ retour. Dit zou zeker nog te verbeteren kunnen zijn door de schotel beter uit te richten maar om te voorkomen dat daarbij misschien de maximale te gebruiken signaalsterkte zou worden overschreden en ‘LEILA’ (*) met een minutenlange fluittoon, als waarschuwing voor overbelasting van de ontvanger, zou protesteren, hebben we dit achterwege gelaten.

Hoge vermogens en/of grote schotels zijn niet nodig om QO-100 te kunnen werken. Het is een combinatie van beide en uitproberen (experimenteel radio onderzoek) wat het beste bevalt, erbij rekening houdend dat het niveau van de QO-100 bakens niet overschreden mag worden. In de praktijk blijkt een vermogen van enkele watts al voldoende. Ter aanvulling: in Zweden mag men op 2400 MHz maximaal 100 mW aan vermogen hebben, dan is het wel nodig om een grotere schotel te gebruiken. In de Nederlandse situatie voldoet een kleine schotel prima.

(*) LEILA staat voor LEIstungs Limit Anzeige, oftewel een indicatie dat er een maximale power limiet overschreden wordt in de uplink, hoger dan de baken levels.

QO-100 de test

Het testteam Luc (PE1LGX), Dick (PA0MBR) en ondergetekende Hans (PA2JWN) concludeerden unaniem dat de helix-antenne test was geslaagd; een goede SWR en bruikbaar in een eenvoudige tv-schotel.

Daarna onder het genot van een drankje wat verder gekeuveld over allerlei amateurzaken en rond 17:00 uur was een geslaagde meetmiddag ten einde.

Op naar de volgende stap, zelf RF gaan produceren en signaal van de QO-100 gaan ontvangen.

Leuke nieuwe projecten en uitdagingen.

73 Hans PA2JWN

Trotse PA2JWN met zijn trofee

 

Bouwbeschrijving helix-antenne:

De zelfbouw helix-antenne

Op het plexiglas de mal afgetekend en de gaatjes geboord. Het centerpunt iets meer naar buiten verlegd zodat de binnendiameter behouden blijft. De gaatjes 4,5 mm omdat de draad er scheef doorheen loopt. Je krijgt anders klemmingen en de kans dat met het “indraaien” van de helix er te veel kracht op het plexiglas komt te staan en dit breekt.

De 3,5 windingen geven ongeveer een openingshoek van ca 60ᵒ goed om een 70cm schotel te “belichten” Om van 50Ω naar ca 120Ω aan het voedingspunt te komen heb ik een koperfolie stripje (8x30x2mm) als λ/4 stub gefabriceerd wat makkelijker te vervormen was om hiermee de impedantie iets te kunnen “trimmen”.

 

 

Bouwpakket Morseduino 2

Op 18 februari heb ik de arduino-lezing gezien van Cor Struyk (PA0GTB).  Hij vertelde over allerlei toepassingen met de Arduino voor onze radiohobby.

Dat motiveerde me eens op zoek te gaan naar een morsedecoder op basis van deze techniek.

En zo kwam ik via de Google zoekmachine uit op de website van Budd Churchward (WB7FHC). Hij heeft zelf een decoder gebouwd en de bijbehorende Arduino software geschreven. Hiervan heeft bij een bouwkit samengesteld compleet met alle onderdelen en voor geprogrammeerde ATMega-328 processor. De componenten worden volgens dit schema aangesloten.

Na wat inlezen en het bekijken van zijn uitleg op YouTube besloot ik om een kit bij hem te bestellen. De prijs van de kit is $64, dit is inclusief verzendkosten.

Een week later werd dit door de postbode bij mij thuis bezorgd, en na een middagje knutselen was de morsedecoder klaar voor gebruik. De opbouw is overzichtelijk, geen zaken als kleine SMD componenten. De software is al in de Arduino geprogrammeerd, dit hoef je zelf dus niet te doen.

Tijdens de UBA CW Contest meteen aangesloten en geprobeerd, het resultaat mag er zijn. Zolang het signaal niet al te veel in de ruis zit, verschijnt de geseinde tekst keurig op het lcd display. Ik ben zeer tevreden over het resultaat en kan deze kit van harte aanbevelen voor beginnende en gevorderde bouwers en cw’ers.

NB – Het is ook mogelijk om een seinsleutel aan te sluiten om zo het seinen te oefenen, dit heb ik zelf (nog) niet geprobeerd…

Update 12 april

Inmiddels heb ik ook een kastje ontworpen en laten uitprinten in 3D, hoe dat gaat kan je in dit artikel lezen.

Het resultaat mag er zijn als zeg ik het zelf:

De .STL file voor het kastje kan je op thingiverse.com downloaden.

Ontwerpen en 3D printen van een behuizing

In dit artikel deel ik mijn ervaringen over het ontwerpen en 3D printen van een behuizing voor een eenvoudige V/A meter. Met verwijzingen naar de  gebruikte websites en materialen zodat je dit als startpunt kan gebruiken.

Aanleiding

Regelmatig knutsel ik eenvoudige schakelingen in elkaar, maar het maken van een mooi kastje vind ik lastig. Zo had ik al een tijdje het idee om een Volt/Ampere meter te maken met Anderson Powerpole aansluitingen, dus een mooie gelegenheid om eens kennis te maken met 3D printen.

Schakeling

De schakeling is best eenvoudig, Het betreft de DSN-VC288 module, zo sluit je hem aan:

DSN-VC288 moduleAansluitschema DSN-VC288 module

 

Ontwerp en printen

Na wat uurtjes studeren kon ik zelf de behuizing ontwerpen via het internet op de website www.tinkercad.com

Het gebruik van de website is gratis, na aanmaken van een account kan je aan de slag. Volg wel eerst even de cursus en kijk zo nodig wat youtube videos voor de basis vaardigheden.

Hieronder een plaatje van het ontwerp van het kastje en het uiteindelijke resultaat:

Ontwerp in TinkercadVA-meter in gebruik

Zelf heb ik geen 3D printer, maar na even zoeken op marktplaats op 3D printservice en ik had voor een klein bedrag een aantal dagen later mijn geprinte kastje in huis.

3D printen kan met verschillende materialen, het meest gebruikt is PLA, hier heb ik ook voor gekozen en dit geeft een prima resultaat.

Montage

Het kastje bestaat uit twee houdertjes voor de powerpole connectoren en een boven- en onderkant. In de bovenkant netjes in het midden een gat waarin de module stevig vast klikt. De houdertjes voor de Powerpole connectoren zitten klemvast tussen boven en onderkant. Het geheel zit met vier M3 boutjes en moertjes stevig vast. De truc met de moertjes is om deze te gebruiken:Heat Insert Je zet ze met het dunne ronde stukje in het voor geprinte gaatje en legt de punt van je soldeerbout op de moer. Het moertje wordt heet, smelt het plastic eromheen en zakt recht in het gaatje. Na verwijderen van de soldeerbout wordt het plastic hard en zit het moertje vast, op deze foto zie je ze goed zitten:

Binnenkant V/A meter

Tot slot

Het is leuk om gebruik te maken van nieuwe technieken in onze radiohobby. Over het resultaat ben ik super tevreden, voor mij vanaf nu alleen nog maar kastjes uit de printer. Mijn volgende project is een kastje voor de Morseduino waar ik eerder op deze site over heb geschreven.

De mogelijkheden van 3D printen zijn eindeloos. Denk aan steuntjes, draaiknoppen, trekontlastingen, auto of fiets houders voor je portofoon, opbergsystemen voor kleine onderdeeltjes, naamplaatjes met je callsign enzovoort.

Heb je een ontwerp gemaakt en wil je het delen met anderen dan kan dat op www.thingiverse.com

Het ontwerp voor dit kastje kan je er ook downloaden.

Om ideeën op te doen kan je ook op deze site zoeken op bijv. hamradio

 

Best 73,

 

 

CW-echo’s uit lang vervlogen tijd

Tijdens mijn zoektochten op zolders van de ons ontvallen radiozendamateurs, kom ik soms bijzondere apparaten tegen. In dit artikel een buitengewone ontmoeting met een stukje nostalgie uit 1935 gevonden op de zolder van Henk Teubler (PA1HT, SK).

Ruim twee jaar na zijn overlijden belde Hannie, de XYL van Henk  (PA1HT), mij op, ze had de zolder nog eens doorzocht en daar vond ze nog enkele radiodingen. Of ik kon komen kijken was haar vraag, ja natuurlijk was mijn antwoord en begin juli ben ik even op die zolder gaan kijken. Tal van stoffige radio onderdelen trof ik aan, maar in een hoekje stond een bruin houten kastje, het bleek een zelfbouw CW-sounder te zijn. Compleet met een duidelijke beschrijving en verklaring uit 1935 waarom je dit zou moeten bouwen, de titel spreekt voor zich, als je de Morse taal wilt leren, dan zul je een apparaat bouwen om dit te doen.

Naast het beluisteren van de kortegolf frequenties en trachten dit te ontcijferen, zul je ook de tekens in de vingers moeten krijgen.

Hannie wist mij te vertellen dat Henk gezegd had, dit kastje moet naar Koos als ik er niet meer ben! Ik ben zeer onder de indruk dat het apparaat nu bij mij in de vitrinekast mag staan, samen met alle seinsleutels uit vroeger tijd.

De beschrijving van dit mooie oude apparaat, staat verder op in dit artikel, samen met gedetailleerde foto’s.

Het hart van deze sounder bestaat uit een zogenaamde acculamp van het type A 410 / A409 / A415 of A425. Aangevuld met een laagfrequent trafo ontstaat een oscillatie, als je de seinsleutel indrukt, dus een hoorbaar signaal, zie daar een CW-sounder.

Het bruin houten kastje is een origineel uit 1935 en werkt uitstekend op een platte 4,5 v batterij.

Ik dank Hannie voor de opmerkzaamheid op haar zolder.

Koos ( PA3BJV)

Leer het esperanto van de ether (14 juni 1935)

Hoe gemakkelijk is het niet de Morse-tekens te verstaan. Niet alleen voor de radio-luisteraar, maar ook voor den padvinder en zijn soortgelijken Het verlangen naar een gemakkelijke niet te kostbare methode om door zelfstudie Morse-schrift te leren seinen en lezen bleek de Iaatste tijd weer levendig te worden, nadat een inzinking gevolgd was op de eerste verwoede amateurtijd van 20 jaar terug. Wij willen dit verlangen op gepaste wijze naar daden stimuleren. Vandaar dat Jan Gertsen hier een onderwerp aanroert, dat weliswaar als een oud paardje van stal komt, maar dat neigingen vertoont opnieuw te willen draven.

WANNEER we een goed ontvangtoestel hebben, en het zoeken van stations van 10 meter af voor ons slechts kinderwerk is, weten we, hoe ontelbare telegrafiestations de revue passeren.

Van veel stations kunnen we de taal niet verstaan, maar toch zijn er nog voldoende, meer speciaal amateurzenders, die onze aandacht vragen en jammer is het dan, wanneer we de tekens niet begrijpen.

Is dat nodig? Ontbreekt er niet iets aan onze radiovaardigheid, wanneer we de Morse-code niet onder de knie hebben?

Niemand kan ons verplichten die code te leren! Maar juist omdat er geen dwang Is, zal het ons des te meer voldoening schenken, wanneer we ons de kunst van het seinen eigen hebben gemaakt.

Of het leren er van moeilijk is ? Ja en neen! Voor den man met een wil, is het leren hiervan, spelen. De grootste moeilijkheid voor hem, die meent het toch nooit te kunnen leren is, die zelfonderschatting terzijde te stellen.

Voor onze zelfstudie hebben we nodig een

Oscillator,

die we getekend vinden in figuur 1, in de meest eenvoudige vorm.

Benodigd zijn:
een plankje, de grootte afhankelijk van de onderdelen;
1 laagfrequenttransformator;
1 lampvoet;
1 acculamp bijv. A 410; A 409; A 415; A 425, enz.;
3 zaklantaarnbatterijtje, beter is echter een accu 4 volt;
2 weerstanden ieder 25000 Ohm;
2 strookjes isolatiemateriaal
4 stekkerbussen.

Gezien de oude lampen en onderdelen, die we van oude toestellen bezitten, zijn de kosten vrijwel nihil.

Bij gebruik van een accu kunnen we op het strookje isolatiemateriaal naast de bussen B nog twee stekkerbussen plaatsen, waarmede de draden, die op fig. 1 aan plus en min van het zaklantaarnbatterijtje bevestigd zijn, verbonden worden.

Overigens kan nog in één der leidingen van accu of batterij een gloeistroomweerstand van 30 Ohm opgenomen worden, die tevens als uitschakelaar kan dienst doen.

Wanneer we nu de bussen A kortsluiten en op de bussen B een hoofdtelefoon of meerdere in serie aansluiten, zullen we in die telefoon (telefoons) een signaal horen, dat met het geluid overeenkomt met dat de telegrafiestations in ons radiotoestel doen horen.

Hoewel we slechts een spanning hebben van 4 volt, is dit voldoende plaatspanning, om ons apparaatje te doen oscilleren.

Bij het gebruik van hoofdtelefoons kan de weerstand van 25000 Ohm over de klemmen B vervallen, doch wanneer we die klemmen verbinden met de pickup-klemmen van ons radiotoestel, is die belastingsweerstand wel nodig, tenzij we als volumeregeling een potentiometer van 25000 Ohm gebruiken, die dan tussen de klemmen B en de pick-up-klemmen wordt aangebracht.

Bij deze combinatie klinkt het signaal keihard uit de luidspreker, zodat we hier een goede combinatie hebben voor klassikaal onderwijs. Steeds zullen we als lamp het type A gebruiken, vanwege de geringe gloeistroom.

Thans moeten we even stilstaan bij

De seinsleutel

Een handig amateur kan deze zelf vervaardigen en overigens verwijzen we de Amsterdamse radioamateurs naar het artikel over de Zondagmorgen-close-ups.

In het uiterste geval kan een schelknopje dienst doen, hoewel het aanbeveling verdient van meet af aan een sleutel te gebruiken.

De sleutel veroorzaakt bij neerdrukken kortsluiting, zodat, wanneer we deze doormiddel van snoer verbinden met de bussen A, we het in de hand hebben het signaal naar believen kort of lang te doen weerklinken.

FJC-vertical voor de 20 meter band

De FJC-vertical, een Ultra Lichtgewicht antenne voor 20 meter in backpacking style.

Deze antenne is speciaal ontwikkeld voor één doel: Het maken van verbindingen met het thuisfront vanuit noord Zweden tijdens een hiking event. Na veel leeswerk en overpeinzingen is er een lijstje opgesteld met punten waaraan het ontwerp moest voldoen:

  • Lichtgewicht
  • Vertical
  • Één radiaal
  • Verhoogd voetpunt
  • Monoband
  • Makkelijk op te zetten
  • Makkelijk af te stellen

De totale antenne set met de 8 stralerelementen, spoel, voetpunt bevestiging, radiaal (geel), radiaal-haring (oranje stokje) voedingskabel, tuilijnen en haringen (rood) samen met foedraal (blauw).

Lichtgewicht

Daar alles voor deze hike van meerdere dagen meegenomen moest worden in de rugzak, was het van belang om een zo’n lichtgewicht mogelijke constructie te bedenken.
Het totale gewicht van de antenne zelf bedraagt nu slechts 905 gram.

Vertical

In dit arctische gebied groeien weinig bomen, zeker niet boven de 3 meter. Er kan zo moeilijk met draadantennes worden gewerkt. Daarom is er voor een vertical gekozen. Zelf een mastje meenemen was een optie, echter het werd te zwaar.

Één radiaal

Om te besparen op gewicht en gedoe tijdens opzetten, zoals het uitleggen van een kompleet grondsysteem, is er getracht dit ontwerp met 1 radiaal uit te voeren. Bijkomend voordeel hiervan is het feit dat de antenne dan een lichte voorkeur heeft voor de richting waar de radiaal naartoe is gespannen.

Verhoogd voetpunt

Door de radiaal onder een hoek naar de grond te laten lopen, kan de antenne impedantie richting de 50 Ohm gebracht worden, wat weer een aanpassingsnetwerk bespaart. Ook de opstralingshoek wordt daarmee kleiner en voor mij gunstiger.

Monoband

Het gebied waarin gelopen werd ligt 2000 km van Amersfoort af. Vergelijkbare afstand is b.v. van hier naar Gibraltar. Die afstand kan je toch het beste op de 20 meterband overbruggen.

Makkelijk opzetten

Na een dag lopen door bergachtig terrein wil je niet nog eens een tijd in de weer zijn met het opzetten van de antenne. Dit ontwerp staat gebruiksgereed binnen ca. 10 minuten.

Makkelijk afstellen

De antenne is ontworpen hier in Nederland. Er is wel getest op de diverse soorten ondergrond die hier te vinden zijn, zoals bosgrond, zandgrond en zeeklei. Echter in Zweden zal het voornamelijk rotsgrond zijn en permafrost, geen idee wat dat voor verstemming van de antenne oplevert, dus daar moest iets voor gevonden worden. Deze oplossing noem ik dan ook ‘mijn geheime wapen’.
Het afstellen van de beste SWR gebeurt met de radiaal, terwijl het in de band brengen met de lengte van de straler gebeurt. Om nu niet elke keer naar de set te hoeven lopen om te kijken wat de SWR geworden is, is een apart apparaatje gemaakt, de z.g. Tennadipper. Die zal echter in een apart artikeltje beschreven worden.

Dat zijn zo de ontwerp eisen, daarna kon dan pas het prototype gemaakt worden. Wat daarna volgt is veel meten en experimenteren.

Voor de straler is een militaire surplus steekantenne van een manpack gebruikt. Acht elementen van ca. 40cm, die, naar boven toe, steeds dunner worden.
Helaas is deze te kort om een full-size vertical te maken.

Deze steekantenne was eerder al eens door mij voorzien van een PL-plug in plaats van de schroefdraad die er normaal opzit. De secties zijn onderling, twee aan twee, verbonden met een touwtje, dit om ze makkelijk terug te vinden in het hoge gras.
Op de helft zijn er twee stukken litze op de verbindingsbussen gesoldeerd. Met daaraan weer kabelschoentjes, zodat de spoel makkelijk bevestigd kan worden.

Er is gekozen om een ‘center loaded vertical’ te maken. Dit is een ontwerp dat redelijk makkelijk te maken is een een goed rendement oplevert.

Daar de straler te kort is zal er een elektrische verlenging moeten plaatsvinden, dit is gedaan door een spoel in de straler op te nemen, halverwege, wat dan dus een center-loaded antenne oplevert.
Als de straler als een halve dipool wordt beschouwd, kan er uitgerekend worden hoeveel inductie de spoel moet hebben om op een bepaalde frequentie uit te komen. Het andere deel van die ‘dipool’ wordt dan door de radiaal en de aarde verzorgd.

Er is gebruik gemaakt van het rekenmodel van de website van K7MEM.

Als alles is ingevuld komt de inductie uit op 7?H. De beoogde plek in de 20 meterband was rond de 14.060, de QRP aanroep frequentie.

Nu de benodigde inductie bekend is kan, met een gekozen spoelvorm, het aantal wikkelingen berekend worden. Ook hiervoor is de site van K7MEM gebruikt.

Er moesten, op mijn spoelvorm, 17 wikkelingen komen.
Pas op, de site geeft dit op voor een luchtspoel. In mijn geval was de spoelvorm van nylon en later een nog ander soort kunststof. Maar met deze waarde zit je zeker in de buurt van wat het moet worden.

Dit zijn de diverse spoelvormen die gebruikt zijn in de loop van de tijd. De linker is een afvalstukje uit de bak achter de draaibank.
De uiteindelijke spoelvorm is voor mij geprint, de twee laatste op de foto. Veel later, tijdens het opzetten thuis, brak de pin van de spoelvorm af. Die is dan ook nu vervangen door een fiber stokje. Nadat de vleugelmoeren op de boutjes geschroefd zijn, worden de einden van de bouten met een kniptang licht ingeknepen. Zo kan de vleugelmoer er nooit afvallen en kwijtraken.

Om zo min mogelijk aanpassing te hoeven doen qua impedantie transformatie is er gekozen voor een verhoogd voetpunt. Als de hoek van de radiaal rond de 45º is, zou de antenne impedantie bij de 50 Ohm uit moeten komen.
De radiaal kwam uit op iets meer dan 4 meter. Te lang om die hoek te kunnen maken.

Voor de radiaal is geel dik draad gebruikt, wat goed zichtbaar is. Knip de radiaal niet precies op lengte, maar iets te lang, zeg zo’n 10 cm. Vouw dit terug en twist het eind in elkaar. Dit stukje ‘teveel’ doet dan elektrisch niet mee, maar kan later wel gebruikt worden indien nodig. Opspannen gaat met een touwtje naar een lange haring. Ik had nog een 40 cm lang oranje fiberstokje liggen. De hoogte van het einde van de radiaal ten opzichte van de grond kan dan gevarieerd worden en zo de SWR.

Dan de bevestiging van de straler aan ‘de rest’, de mount.
Hier is een stukje vierkant grijs PVC voor gebruikt. Om overal goed bij te kunnen is deze schuin afgezaagd. Op de kopse kant komt een redelijk dik stukje vierkante plaat, waar de SO-239 connector op komt. Deze is goed vastgelijmd, want daar komt alle windkracht op te staan. Er is voor een flens type gekozen omdat een ééngats type ooit een keer gaan draaien met het bevestigen van de straler.
Op de lange zijkant van de buis zijn twee OBO clips bevestigd. Hiermee wordt het geheel aan de ‘uithouder’ bevestigd.

Die clips moeten wel met een tang, of voor de echte hiker natuurlijk een multitool-zakmes, vast gezet worden. Na verloop van tijd zullen deze clips beschadigd raken en niet meer zo best sluiten. Dan kunnen ze eenvoudig vervangen worden door nieuwe, doordat ze vastzitten met twee M4 boutjes.

De eis van verhoogd voetpunt wordt bereikt door de antenne aan een trackingpole, modern voor wandelstok, te monteren. Daar dienen de OBO-clips dan ook voor. Die trackingpole doet nu dubbel dienst, overdags bij het lopen en daarna als antenne ondersteuning. Net onder het handvat zit een stukje koord met drie lussen, waar de tuien aankomen. Bevestigen van de tuien gaat,bij mij, net ‘tegengesteld’. De lus om de haring is vast, het eind bij de ‘mast’ wordt vastgetrokken. Zo kan je de tuien opspannen terwijl je de mast vasthoud en vertikaal houd, hoef je niet zo rond te rennen.

Dan komt het laatste gedeelte, de coax en radiaal bevestiging en ‘het geheime wapen’.

Daar de antenne impedantie ongeveer op 50 Ohm uit moet komen kan de voedingskabel direct aan de SO-239. In mijn geval zit de coax direct vastgesoldeerd, kan deze bij het inpakken dan ook niet vergeten worden. Er zit 5 meter RG-174 aan. Niet al te beste kwaliteit, maar wel lekker licht in gewicht. Aan de set kant zit een SMA connector, weer ter gewichtsbesparing.

Omdat de antenne een asymmetrische opbouw heeft moet er een mantelstroomfilter gebruikt worden. Anders resoneert de antenne in de buurt van de 10 MHz.
Dit is gemaakt met een kleine 4C6 ferrit ringkern. De coax een paar keer erdoorheen, dan schuin oversteken en even veel wikkelingen terug en goed vastzetten.

Het ‘in de band brengen’ van een mobile vertical gebeurt bijna altijd met het topdeel. In of uit schroeven of schuiven zal de resonatiefrequentie van de antenne veranderen. Echter, dit is een heel ongemakkelijke manier van doen. Het elke keer loshalen van de straler, de boel ietsje verstemmen, dan weer opbouwen en kijken waar je uitgekomen ben. Dat moest anders!
Na enig denkwerk kwam ik met een oplossing die hetzelfde werkt, maar waarbij de antenne gewoon opgebouwd blijft, mijn z.g. geheime wapen…

Dit geheime wapen is een klein spoeltje, met op iedere winding een aftakking. Met een krokodillebekje kan dan de juiste aftakking gekozen worden. De grond waarop de antenne staat zal de resonantie frequentie van de antenne beïnvloeden. Met dit spoeltje kan die verstemming tegengewerkt worden. Er bleek genoeg bereik in het spoeltje te zitten om zowel de Nederlandse bodem als de Zweedse bodem te kunnen compenseren.

Er is geen aansluitschema bijgevoegd. Het signaal verloop gaat als volgt:
Het ‘geheime wapen’ zit verbonden met de SO-239. De onderkant van het spoeltje zit aan de binnen geleider van de coax. Hieraan zit ook het de draad van krokodillebek. Met dit klemmetje wordt het onderste deel van de spoel kortgesloten en doet dan niet mee in het verhaal.
De buitenmantel van de coax zit dan weer verbonden met de radiaal.
Da’s al.
Er is ruim gebruik gemaakt van hot-glue. Ten eerste om alles te fixeren, maar ook om te isoleren.

Onder de onderste M4 moer, links op de foto, zit nog een soort trekontlasting.

Al met al heeft de ontwikkeling van deze antenne heel wat tijd gekost, gelukkig was alles klaar ruim voor het evenement zelf.

Daar de straler redelijk dun is, is de bandbreedte niet zo groot. In mijn geval niet erg, omdat er toch maar binnen de bovenste 50 kHz van het CW gedeelte gewerkt wordt.
Blijft de vraag of dit een soort groundplane antenne is of misschien wel een soort geknikte half verkorte dipool.
Wat het ook is, de werking was ruim voldoende om, vanuit noord Zweden met 3 Watt CW diverse QSO’s te maken door heel Europa., zoals: GJ4, EA5, I2, DL, R3, G4 en PA.
Latere tests, de z.g. PA3GRM versus PA5NN AntenneBattle, elders op deze website, gaven ook zeer goede resultaten en bevestigen dat er een voorkeur bestaat voor signalen uit de richting van de radiaal. Voorts is er iets van een dipool-achtig patroon te zien en is er beslist een lage opstraalhoek aanwezig.
Kortom, een zeer bruikbare antenne die aan al mijn gestelde eisen voldoet.
De windlast is ook goed te doen. Er zijn een paar dagen met harde wind geweest en de antenne bleef mooi staan. Mocht er veel wind verwacht worden, dan kan er gekozen worden voor extra tuien. Die zouden dan net boven de spoel vastgezet moeten worden.

Misschien komt er nog eens een ‘spatscherm’ bij. De uitvoering zoals die nu is, is niet erg bestand tegen veel regen. Wat voor uitvoering dat gaat worden is nog niet bekend. De krokodillebek kan op een gegeven moment gaan roesten. De vertinde lusjes van het spoeltje kunnen ook nog eens vervuilen en oxyderen. Daarom her-vertin ik die elke jaar een keer.
Ik heb, voorlopig, nog geen aspiraties om er andere bandspoelen bij te maken. Dat geeft dan weer vraag hoe het met die radiaal moet, kortom, het is mooi zo!

Volledigheidshalve nog een plaatje van de antenneanalyserdisplay en de bouwtekeningen.

In het tabellenvak onderop het plaatje is te zien dat de dip, marker 1, op 14.058 MHz ligt.
Met marker 2 en 3 zijn de punten aangegeven met een SWR van 1: 2, die zijn dan 13.824 MHz en 14.277 MHz.

De spoelvorm:

Het gearceerde gedeelte is een gat waarin het topdeel van de antenne komt.
Het staafje onderaan de spoelvorm is nu vervangen door een fiber staafje. Eerst is er een gat geboord, waar het staafje zat en toen is de fiber staaf ingelijmd.
Voor de bevestiging van de antennedelen zijn messing M4 bouten en vleugelmoeren gebruikt.
Om nu het koperdraad van de spoel te kunnen bevestigen, is eerst de kop van de M4 bout schoon gevijld en vervolgens is de draad, liggend in het gat waar de schroevendraaier normaal komt, vastgeslodeerd.
Een kartelring is direct onder de boutkop geplaatst. Dat is tegen meedraaien als de kabelschoentjes vast gezet worden. Te veel heen en weer draaien zal de koperdraad afbreken.

De mount:

Deze mount is eigenlijk een stuk vierkante PVC pijp, schuin afgezaagd.
Op de kopse kant komt een vierkant stuk PVC, hier staat 5 mm, echter dit is later veranderd in 10 mm van wegen de stevigheid.

De totale antenne tekening:

Rick (PA5NN)

Activiteit genoeg…

Ook nu we wat minder naar buiten kunnen, vermaken onze afdelingsleden zich prima met de radiohobby.

Via de VAM kreeg ik bericht van Nico, hij verzamelt sinds 2018 allerlei  nuttige hobby informatie in een pdf bestand. In deze afgelopen 2 jaar is dit inmiddels een naslagwerk van maar liefst 324 pagina’s!

Hierin vind je alle informatie die je voor de hobby nodig hebt. Van weerstand-kleurcodes, condensatorwaardes, transistoren, buizen, antennes, bandplannen, accu’s en nog heel veel meer. Makkelijk als naslag erbij op de IPad, PC etcetera…

Ben je lid van de VERON afdeling A03 en wil je ook een kopie van dit zeer uitgebreide document, stuur me een email pa1lex@veron.nl onder vermelding van je call. Uitsluitend voor eigen gebruik!

Heb je ook wat te vertellen over de radio hobby en wil je dit delen met de rest van onze leden ?
Laat het even weten via het contactformulier